De inval in Praag door Passau en de ondergang van Rudolf II

Gepubliceerd op 12 februari 2025 om 15:14

Bij mijn favoriete restaurant in Malá Strana, U Mecenase, hangt een intrigerende gravure met het Duitse opschrift: "Einfahl des Passawischen Krigvolcks, in die kleine Statt Prag. Anno MDCXI den 15. Februarij" – 15 februari 1611. Deze tekening blijft mijn aandacht trekken en wekt mijn nieuwsgierigheid naar de invasie die eraan ten grondslag ligt. Omdat hierover in het Nederlands weinig te vinden is, probeert Verliefd op Praag deze gebeurtenis, zeven jaar voor het begin van de Dertig Jarige oorlog, in context te plaatsen.

In de vroege 17e eeuw was het Heilige Roomse Rijk een lappendeken van religieuze en politieke spanningen. Praag, de hoofdstad van het Koninkrijk Bohemen, stond in 1611 op een kantelpunt. De stad werd het toneel van een gewelddadige inval door huurlingen uit het prinsbisdom Passau, een gebeurtenis die niet alleen leidde tot chaos en verwoesting, maar ook de ondergang van koning Rudolf II bespoedigde.

De invasie van Passau was in feite een militaire bezetting van Praag, met verregaande gevolgen. Keizer Rudolf II, die steeds meer grip op de macht verloor, werd uiteindelijk gedwongen afstand te doen van de Boheemse troon. Hierdoor gingen de gebieden die onder het koninkrijk Bohemen vielen – waaronder Moravië en Silezië – over naar zijn broer, aartshertog Matthias van Habsburg. De inval van Passau markeerde daarmee een belangrijke machtsverschuiving in Midden-Europa en vormde een opmaat naar verdere conflicten in de regio.

Uitvergrote poster van de ets voor restaurant U Mecenase op Malostranske namesti

De tekening van de Inval door Passau

Na een korte zoektocht ontdek ik dat de tekening een ets is, afkomstig uit een boek dat wordt bewaard in het Rijksmuseum in Amsterdam. Het betreft een prentenboek uit het atelier van de Vlaamse Frans Hogenberg, vervaardigd tussen 1611 en 1613, kort na deze gebeurtenis.

Op de ets is de pittoreske wijk Mala Strana, de Kleine Zijde, in Praag afgebeeld, waar soldaten vechtend en schietend hun weg door de straten banen. Praag ziet er anders uit dan nu. De huidige Sint Nicolaaskerk op Malostranske namesti is nog niet gebouwd en het plein lijkt nog een echt plein met een galg in het midden.

De galg links in het midden, details van het Malostranske namesti

Achtergrond:  Rudolf II en de Boheemse crisis

Keizer Rudolf II, die sinds 1576 over het Heilige Roomse Rijk regeerde, had zich steeds meer teruggetrokken in Praag. Hoewel hij bekendstond als een mecenas van kunst en wetenschap, werd zijn heerschappij gekenmerkt door politieke zwakte en religieuze spanningen. Zijn positie kwam verder onder druk te staan door de groeiende onvrede onder de Boheemse protestanten, die meer rechten eisten.

Vrede van Libeň

De spanningen leidden in 1608 tot de Vrede van Libeň, waarbij het rijk werd opgedeeld: Rudolf behield Bohemen, Neder-Lausitz en Silezië, terwijl zijn jongere broer Matthias Hongarije, het Aartshertogdom Oostenrijk en Moravië kreeg. Ondanks deze overeenkomst bleef de rivaliteit tussen de broers bestaan, en Matthias wist steeds meer steun te verwerven binnen de katholieke Habsburgse facties en de Boheemse adel.

De Majesteitsbrief

Op 1 mei 1609 verzamelde de Boheemse adel zich in het Stadhuis van de Nieuwe Stad in Praag, gesteund door hun leger. Ze eisten dat Rudolf II de parlementaire procedure respecteerde en zochten steun bij Matthias en Duitse protestantse vorsten. Onder druk moest Rudolf op 9 juli de Majesteitsbrief ondertekenen, waarmee hij de Boheemse protestanten meer religieuze vrijheid gaf.

Toch bleef zijn macht wankel. In 1611 overtuigde Matthias de adel om hem als koning te erkennen, terwijl Rudolf weigerde afstand te doen van de troon. In een wanhopige zet riep hij de hulp in van zijn neef, aartshertog Leopold van Oostenrijk. Oorspronkelijk bedoeld voor een conflict rond het hertogdom Gulik-Kleef-Berg, stuurde Rudolf in 1611 Leopolds troepen naar Bohemen om zijn positie te redden.

Deze onbetaalde, hongerige huurlingen brachten echter geen redding, maar chaos en geweld in Praag. In plaats van Rudolf te helpen, versnelden ze zijn ondergang.

 

De opmars van het Passause leger

Op 30 januari 1611 trokken de Passauers vanuit Zuid-Bohemen richting Praag, waarbij ze Český Krumlov en České Budějovice innamen. De Boheemse adel versterkte de verdediging, waardoor Soběslav standhield.

12 februari 1611: Het leger bereikt Praag

De adel riep de noodtoestand uit en bezette de Praagse Burcht. Op 12 februari verschenen de eerste Passause troepen bij de stadsmuren. Na onderhandelingen beloofden ze zich terug te trekken, maar intussen rekruteerde de Boheemse adel haastig troepen en werd de provinciale schatkist aangesproken. Desondanks bleef de verdediging zwak en leunde Praag vooral op de burgermilitie.

 

15 februari 1611: De aanval op Praag

Tijdens het carnaval op 15 februari vielen de Passauers onverwachts de Kleine Zijde binnen via Újezd en rukten op naar de Vlašská-straat en de Karelsbrug. In hevige gevechten verdedigden het kleine Boheemse leger en stadsbewoners zich, maar meer dan 1.400 mensen sneuvelden of raakten gewond. Sommige buitenlanders kozen de kant van de vijand, wat leidde tot bloedige vergeldingen in de Oude en Nieuwe Stad.

 

De gevechten in de straten van Praag

De verdedigers trokken zich terug naar de Praagse Burcht en de Oude Stad. De Passauers probeerden via de Karelsbrug door te breken, maar slechts een paar ruiters wisten de brugpoort te passeren. Volgens overlevering werd de aanval gestopt door een tienjarige jongen die met een kanon het vuur opende. De brugpoort werd vergrendeld, en de vijandelijke ruiters die de overkant bereikten, werden afgeslacht of verdronken in de Moldau.

De plundering van Praag

De chaos die in Praag uitbrak, werd al snel aangegrepen door een woedende menigte die kloosters in zowel de Oude als de Nieuwe Stad begon te plunderen. Het klooster van Onze Lieve Vrouw van de Sneeuw, waar 14 Franciscaanse monniken aanwezig waren, werd compleet vernietigd en de monniken werden vermoord. Andere kloosters, zoals die van Na Slovanech, Zderaz en Karlov, ondergingen hetzelfde lot en werden volledig verwoest.

Op de avond van 15 februari arriveerde aartshertog Leopold in Malá Strana. Tegelijkertijd plunderde het leger van Passau de door hen bezette delen van Praag, terwijl ook de Boheemse adel werd gedwongen de Praagse Burcht te verlaten. De stad werd overspoeld door geweld en rooftochten, waardoor de chaos en ellende alleen maar verder toenamen.

Plunderingen bij de het klooster in Karlov

De Gevolgen: Rudolf’s Einde

De Boheemse Staten, aanvankelijk verdeeld, beseften dat de situatie onhoudbaar was en riepen de hulp in van Matthias. In maart 1611 verdreef zijn leger de Passauers uit Praag, maar de schade was al aangericht. Rudolf II verloor zijn laatste steun en moest de Boheemse kroon afstaan aan Matthias, die op 24 maart als redder werd ontvangen.

Ondertussen trok het leger van Passau zich op ordelijke wijze terug naar České Budějovice, naar het landgoed Krumlov, zoals de keizer had bevolen, en wachtte op de uitbetaling van de soldij. De zaak duurde echter lang, omdat Leopold niet over het benodigde geld beschikte en Rudolf niet in zijn eigen financiën greep. Matthias wilde wel betalen, maar hij had ook niet genoeg geld en kreeg het geld pas aan het eind van de lente binnen dankzij een lening van Petr Vok uit Rožmberk.

Petr Vok betaalt uit, foto uit het poppenmuseum in Prachatice

Hoewel Rudolf formeel keizer bleef, had hij geen macht meer. Hij overleed op 20 januari 1612, een schim van de vorst die Praag tot cultureel centrum had gemaakt. Op bevel van Matthias werd zijn gebalsemde lichaam ongewoon lang tentoongesteld in de Allerheiligenkerk, van 8 februari tot 1 oktober. Zijn sobere begrafenis vond plaats in de Sint-Vituskathedraal, waarbij Matthias persoonlijk de kist droeg.

Verliefd op Praag

Rating: 5 sterren
2 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.